Klooster en buitenplaats Sion

Bij de werkzaamheden voor RijswijkBuiten deden Rijswijkse archeologen onderzoek naar het verleden van het gebied. In de zomer van 2015 verkenden zij het terrein waar ooit het klooster – en later de buitenplaats – Sion stond. Het klooster Sancta Maria in Monte Sion bestond van ca. 1435 tot 1572. Ze vonden niet alleen funderingen , maar ook een compleet skelet. Het klooster behoorde tot de orde van de Augustijnen en was het hoofdklooster van het generaal kapittel van Sion, waarbij zo’n 25 kloosters waren aangesloten. Doordat het archief verloren is gegaan zijn weinig historische gegevens van het klooster bekend. Wat wel bewaard bleef, is een schadevermelding van een brand in 1544; daardoor weten we dat het complex onder meer bestond uit een kerk, een eetzaal, het ‘sieckhuys’ (de ziekenzaal) en een gastenverblijf. Het klooster kwam aan zijn eind in de eerste jaren van de Tachtigjarige Oorlog.
Vooral in de periode 1572-1574 was deze streek het strijdtoneel van Staatse en Spaanse troepen. Delft voorzag dat de Spanjaarden de stad zouden gaan belegeren en daarom werd in de directe omgeving alle bebouwing gesloopt of minstens onbewoonbaar gemaakt. Belegeraars konden zo geen onderdak vinden. Ook het klooster Sion werd ontruimd. Op dat moment belegerden de Spaanse troepen Leiden. Omdat het beleg mislukte en de Spaanse troepen de streek verlieten, week het gevaar voor Delft. Maar niet voor Sion. Mede als gevolg van de reformatie was er in 1572 een nieuwe politieke situatie ontstaan, waarin het uitoefenen van de katholieke godsdienst verboden was.
Sion werd in beslag genomen en de monniken moesten naar elders vertrekken. Nadat het Spaanse leger het gewest Holland had verlaten werden de restanten van het klooster gesloopt en de grond verkocht.

Omstreeks 1600 bouwde een nieuwe eigenaar van het kloosterterrein er een boerderij, die uitgroeide tot de buitenplaats Sion. In de achttiende eeuw behoorde deze buitenplaats – toen in het bezit van de familie Van Hogendorp – zelfs tot de grootste van Holland. Op een met water omgeven hoofdterrein stond een landhuis met een grote tuin, vijvers, bloemperken, boomgaarden en hagen, die zich uitstrekte tot aan de Spieringswetering. In de achttiende eeuw bereikte de buitenplaats zijn grootste omvang: ruim 100 hectare landbouwgrond met pachtboerderijen.

Een van de laatste bewoners was Gijsbert Karel van Hogendorp (1762-1834), die lid was van het driemanschap dat in 1813 Willem I op de Nederlandse troon hielp. Na 1800 werd Sion in enkele jaren ontmanteld. Het hoofdgebouw werd gesloopt en de overige gebouwen met alle landbouwgrond verkocht. De ooit zo fraaie siertuinen werden in kleine kavels verdeeld en als tuinbouwgrond in gebruik genomen.
In de winter van 1979-1980 werd een klein deel van het klooster en het hoofdgebouw zichtbaar. Voor de bouw van een nieuw tuinbouwbedrijf vonden grondwerkzaamheden plaats, waarbij oude muren te voorschijn kwamen.

Die werden voor een deel verwijderd, zodat onder barre winterse omstandigheden een archeologisch noodonderzoek uitgevoerd moest worden. Veel essentiële informatie kon toen niet worden gedocumenteerd en is verloren gegaan. Tijdens de voorbereidingen voor RijswijkBuiten werd de Rijswijkse archeologen gevraagd of in de bodem nog resten van het klooster of het landhuis aanwezig waren. Zo ja, dan konden ze vervolgens nagaan of de resten het behouden waard waren en hoe ze konden worden ingepast in het bouwplan. Daartoe moesten de archeologen zoveel mogelijk informatie verzamelen: waar liggen de resten, hoe diep, waar bestaan ze uit, etc. In augustus en september 2015 vond verkennend onderzoek plaats, waarbij met een graafmachine verschillende proefsleuven zijn gegraven. Al gauw vonden ze de sporen van het grondwerk van 1979-1980. Op enkele plaatsen was de bodem tot meer dan een meter diep verstoord en werd weinig muurwerk gevonden. Op andere delen van het terrein bleken de resten echter nog intact te zijn.