Prins Maurits had in Rijswijk zijn minnares en zijn paarden

Het leven bestaat niet uit werken alleen, dat gold ook voor de zeventiende eeuw. Zelfs een drukbezette man als Prins Maurits van Oranje had een privéleven. In zijn vrije uren hield Maurits zich het liefst bezig met twee dingen: paarden en vrouwen. Beiden waren in Rijswijk te vinden. Zijn paarden bij de Oude Kerk en vriendin Margaretha van Mechelen op Huis te Hoorn. Rond 1599 kocht Prins Maurits een paardenstal vlakbij de Oude Kerk, op de hoek waar nu de Tollensstraat en de Herenstraat elkaar kruisen. Toen was dit de rand van het dorp. Vanuit de stallen liep je zo de weilanden in. Hier bracht hij zijn paarden en exotische dieren onder. Elke dag kwam hij naar Rijswijk toe, ook omdat zijn minnares Margaretha van Mechelen daar woonde op Huis Te Hoorn. Zij trouwden niet, want Margaretha was katholiek en Maurits protestant. Samen kregen ze wel drie zonen
De Rijswijkse stal was niet bedoeld voor de gewone rijpaarden van de Prins, die stonden in Den Haag. In de stoeterij stonden fokpaarden en de paarden die Maurits cadeau had gekregen. Dat waren er zoveel, dat Maurits de stal in 1618 uitbreidde tot er meer dan honderd dieren in pasten. De prins bewaarde in Rijswijk ook zijn exotische vogels, die in de zeventiende eeuw als een bijzonder presentje werden meegebracht door rijke relaties. Zo was er in de stal een stuk gereserveerd voor zijn kasuarissen, een vogelsoort uit Indië die 165 centimeter hoog kan worden.

Zijn eerste kasuaris kreeg Maurits in 1614 cadeau van de VOC (de Verenigde Oost-Indische Compagnie). Maar de Prins verzamelde meer dan alleen bijzondere vogels. In 1623 nam Jan Pieterszoon Coen een luipaard voor de Prins mee en later vroeg Maurits hem om een kleine olifant. Misschien dat ook deze dieren een plekje hadden in de Rijswijkse stal? Zeker is in elk geval, dat het personeel in de buurt van de stallen gehuisvest was.

Gezien de hoeveelheid paarden zullen er flink wat pikeurs geweest zijn om de dieren af te richten. Verder liepen er stalknechten, koetsiers en palfreniers (hulpkoetsiers) rond. Om die grote verzameling personeelsleden van eten te voorzien, waren een keuken en een kok onmisbaar. Een apart deel van het 63 meter lange gebouw was voor hen gereserveerd. In het pand aan Tollensstraat 10 zijn nog resten van de personeelsvertrekken terug te vinden.

Afgezien van zijn stal, had Maurits nóg een goede reden om Rijswijk regelmatig te bezoeken: zijn vriendin Margaretha van Mechelen woonde er. De Prins had voor haar Huis te Hoorn gekocht. Elke middag om drie uur vertrok hij vanuit de residentie naar Rijswijk om haar een bezoek te brengen.

Samen met zijn minnares kreeg hij drie zonen, Willem, Lodewijk en Maurits. Toch zou de Prins nooit met haar trouwen. De protestantse Maurits was een tegenstander van gemengde huwelijken en Margaretha was katholiek. Een beetje raar bleef het wel; iedereen wist immers van het bestaan van Margaretha. Nog een reden – en misschien wel de echte? – van Maurits’ weigering te trouwen, was dat hij zich niet vast wilde leggen aan één vrouw. Naast de drie zonen bij Margaretha had hij nog vijf kinderen bij andere vriendinnen. Ondanks dat bleef Margaretha van Mechelen vijfentwintig jaar lang zijn geliefde.

Niet iedereen deelde Margaretha’s sympathie voor de Prins. Tijdens zijn regeerperiode maakte Maurits ook politieke tegenstanders. Raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt en Prins Maurits, de twee belangrijkste mannen van de Republiek, kregen tijdens het Twaalfjarig Bestand een heftige ruzie over de politieke koers. Het stond de Prins helemaal niet aan dat Van Oldenbarnevelt hem tegensprak. Toen bleek dat Van Oldenbarnevelt zijn mening nooit zou bijstellen, beschuldigde de Prins zijn Raadspensionaris van hoogverraad. In 1619 werd hij onthoofd op het Binnenhof. Deze actie veroorzaakte veel onvrede. Van Oldenbarnevelt had trouwe volgelingen, die woedend waren op Maurits over de executie.

In 1623 besloot een aantal mannen een staatsgreep te plegen en Maurits uit de weg te ruimen. Onder hen waren twee zoons van Van Oldenbarnevelt. De samenzweerders hadden precies bedacht waar ze Maurits om zouden brengen. Iedereen wist dat Maurits elke dag om drie uur bij zijn vriendin langs ging, wat de timing van de moordaanslag gemakkelijk maakte. Op het moment dat de Prins uit zijn koets stapte, konden de moordenaars eenvoudig toeslaan.

Het plan werd beraamd in de herberg Witsenburg op de hoek van de Herenstraat en de Haagweg. Hier werden ook de matrozen geronseld, die Maurits zouden vermoorden. Maar niet iedereen kon zijn mond houden. Het plan lekte al snel uit, met als eindresultaat dat in plaats van de stadhouder, de samenzweerders ter dood werden gebracht. Maurits was zich wel een ongeluk geschrokken. In zijn ogen had hij altijd zijn leven gewaagd voor het belang van de Republiek, en nu kreeg hij een moordaanslag als dank. Twee jaar later stierf hij alsnog, doodziek en zwaar teleurgesteld in zijn eigen land.

Bron: Canan van Rijswijk